Jitschak en een plaats die je “thuis” noemt

Wanneer wij bidden, noemen wij al onze stamvaders en stammoeders. “Wij prijzen U, Adonaj onze God en God van onze voorouders: God van Avraham, God van Jitschak, God van Ja’akov, God van Sara, God van Rivka, God van Lea en God van Rachel.”  Dat neemt niet weg dat Avraham, wiens naam wij geven aan degenen die ervoor kiezen Joods te worden (ben/bat Avraham Avinoe), tijdens zijn leven en in onze geschiedenis een gezaghebbend persoon was. Ja’akov, die later de naam Jisraëel kreeg, was ook een invloedrijk iemand; wij worden tenslotte niet voor niets “B’nei Jisraëel – de Kinderen Israëls” genoemd.

Waar past Jitschak dan in dit plaatje?

Jitschak was geen Avraham. Jitschak was geen Ja’akov/Jisraëel. Zij waren de legendarische figuren in de verhalen van het boek Beresjiet. Desondanks zeggen wij nog steeds „God van Avraham, God van Jitschak en God van Ja’akov.” Welke verdienste had Jitschak om voortdurend te worden genoemd in de gebeden van het Joodse volk, en dit nu al bijna vierduizend jaar?

Er is, in feite, in zijn hele leven slechts één voorval dat Jitschak schetst als actief betrokken bij kwesties. De Filistijnen hadden waterbronnen dichtgegooid die zijn vader Avraham tijdens zijn leven had gegraven. Jitschak groef ze nauwgezet en met moeite opnieuw uit. Hij verwijderde de stenen en het zand dat de bronnen verstopte, waardoor er weer water beschikbaar kwam en het volk in leven bleef.

wells in the desert
Jitschak groef de waterbronnen uit die de Filistijnen hadden dichtgegooid. https://commons.wikimedia.org/wiki/File:The_well_in_desert_merzouga.jpg

Terwijl Awraham en Ja’akov de belichaming zijn van wat later de traditie van de zogeheten ‘Wandelende Jood’ zal worden, die een groot deel van onze geschiedenis heeft gekenmerkt, kan Jitschak worden gezien als de Jood die niet van plaats naar plaats hoeft te zwerven, maar één plaats ‘thuis’ zal kunnen noemen. Die plaats is Israël, en dat maakt hem een rolmodel voor zionisten. Maar alle Joden kunnen begrijpen dat het wonen op een vaste plaats je in staat stelt te wortelen en een gevoel van thuis-zijn te ontwikkelen. Dat is niet mogelijk als men voortdurend van plaats naar plaats trekt, zoals dat tegenwoordig gewoonte is.

Wat kunnen wij doen met deze drie verschillen tussen Jitschak aan de ene kant en zijn vader Awraham en zoon Ja’akov aan de andere? Het is alsof Awraham en Ja’akov staan voor de werkelijkheid van dit leven: het zwerven van plaats naar plaats zonder een plaats om ’thuis’ te kunnen noemen; de noodzaak om jezelf opnieuw uit te vinden vanwege de uitdagingen waarmee je te maken krijgt; de moeilijkheid van het leven wanneer je geen kinderen kunt krijgen of andere slagen van het lot moet ondergaan. Awraham en Ja’akov staan voor deze wereld, voor de uitdagingen als individu en als volk, het leven met al zijn onvolkomenheid.

Jitschak vertegenwoordigt het ideaal, een persoon of een volk met een plaats die je ‘thuis’ noemt. Ondanks het feit dat hij degene was die bijna werd geofferd door zijn vader Avraham en nauwelijks verzet bood.

Er zijn vele Jitschaks in onze gemeenschap. Niet elk van ons kan een pionierende Avraham of een volhardende Ja’akov/Jisraëel zijn. De invloed van de Jitschaks onder ons garanderen het voortbestaan van het Joodse volk. Zij garanderen dat de bronnen zullen worden vrijgemaakt en dat er bezielend geestelijk water zal zijn dat de verbinding tussen de generaties in stand zal houden.

Het gevoel van “thuis” is het gevoel dat je helemaal jezelf kunt zijn met al je onvolkomenheden. Het is ook het gevoel dat je kunt vertrouwen op het proces, op wat zich aandient in het leven, zoals Jitschak deed terwijl hij daar lag, vastgebonden om geofferd te worden.  

Te midden van alle uitdagingen van de Jisraëlieten in de oude wereld en te midden van de al te echte uitdagende verhalen van Awraham en Ja’akov, laat het leven van Jitschak een glimp zien van hoe het zal zijn op een dag dat wij onze uitdagingen overwonnen hebben en kunnen leven waar wij willen leven en echt kunnen zijn wie we zijn.

Marcella K. Levie (geïnspireerd op een drash van Rabbijn J. Sacks z.l.)